Middeleeuwen
Cultus van de H. Gertrudis
Mireille Madou komt tot de conclusie dat de Ierse zendelingen er zeker toe bijgedragen hebben dat de gedachtenis van Gertrudis in de vele kloosterstichtingen levend werd gehouden (men denke tevens aan de commemoratie van St.-Patricius/Patrick en St.- Gertrudis op 17 maart). Dit voornamelijk omdat ze door de Merovingers en door Karel de Grote begunstigd werden. Aan de zendelingen is het te danken dat de bekendheid en de cultus van de heilige abdis tot ver in Europa is doorgedrongen.
Madou onderstreept verder de verwantschap van de heilige met het Karolingisch vorstenhuis, die van groter belang zou zijn voor het funderen en verspreiden van haar cultus. De talrijke Karolingische kloosterstichtingen en enkele vorstelijke families, die zich op hun Karolingische afkomst beriepen, deden de heilige in de kerkelijke zowel als in de adellijke milieus ingang vinden. De Brabantse hertogen uit het grafelijk huis van Leuven, de Babenbergers in Duitsland en Oostenrijk en nadien de Habsburgers, beschouwden Gertrudis als een familieheilige. Door deze omstandigheden werd zij dan ook tot ver buiten Nijvel in woord en beeld herdacht.
Gertrudis is de patrones van de reizigers (vooral op zee) en de stervenden. Zeer nauw verbonden met het reispatronaat was het minnedrinken. Gertrudis is tevens de patrones tegen verschillende ziekten (besmettelijke ziekten, eczeem, koorts of Sint-Gertrudiszeer, rode koorts of roodvonk, krankzinnigheid: zielenziekte of zinneloosheid, oogziekten, hoofdpijn, gezwellen, kinderziekten, overschreeuw of het langdurige en onophoudelijk gehuil van zieke kinderen, plotse dood, schurft, stuipen, haarworm bij kinderen, …). Ten slotte is Gertrudis ook de patrones van de hoveniers (groentekwekers …) en beschermster tegen ratten en muizen.
Bron: Madou M. (1975). De heilige Gertrudis van Nijvel. Bijdrage tot een iconografische studie (deel I). Inventaris van de Gertrudisvoorstellingen (deel II). Paleis der Academiën Brussel.
Heiligen vieren hun verjaardag niet op hun geboortedag, maar op hun
sterfdag, de dag dat ze naar de hemel kunnen.
Op 17 maart vieren we de Heilige Gertrudis, patrones van Landen, maar
het is ook St. Patrick’s-Day (afbeelding links). Ook hij stierf op 17 maart.
Saint-Patrick is de patroonheilige van Ierland. Hij leefde in de vijfde eeuw en
was één van de vroegste missionarissen en bisschoppen. Hij verspreidde het
christendom in Ierland op de meeste afgelegen plekken. Hij zou honderden kerken
hebben gesticht. Zijn volgelingen trokken vanuit Ierland naar het vastenland.
De Ierse monniken hadden een vaste stek, maar trokken rond en verspreidden
predikend het Christendom.
Er wordt verteld dat de vrouw van Pepijn van Landen, Itta, samen met
Gertrudis naar Nijvel trok toen Pepijn gestorven was, waar ze een dubbele abdij
stichtte, voor vrouwen én mannen…deze mannen waren Ierse monniken.
Sint-Gertrudis werd abdis van Nijvel. Op haar 33ste jaar -na een zware
vastenperiode- voelde ze haar einde naderen. Een Ierse monnik voorspelde haar
dood: 17 maart, zoals St. Patrick…en aldus geschiedde….
Wat hebben Saint-Patrick en Sint-Gertrudis nog gemeen? Ze worden beiden
aanbeden tegen ongedierte. Sint-Gertrudis wordt afgebeeld met een rat of/en
muis, Saint-Patrick met een klaverblad, het symbool voor de Drievuldigheid
(vader, zoon en heilige geest). In Ierland groeide het feest van Patrick-Patricius uit tot nationale
feestdag. In Landen heeft 17 maart zijn godsdienstig karakter behouden en
vieren we een noveen in de Sint-Gertrudiskerk.
Iconografie en attributen
Mireille Madou wijdde een boeiende studie aan de iconografie van
St.-Gertrudis. Uit haar studie blijkt dat de voorstellingswijzen van de heilige
zeer gedifferentieerd zijn en in drie groepen worden
ondergebracht. In eerste instantie zijn er de geïsoleerde afbeeldingen
voornamelijk in de beeldhouwkunst. De heilige wordt rechtstaand weergegeven
als jonge, ernstige en lieftallige vrouw. Gertrudis wordt afgebeeld als kloosterzuster (13de – 16de eeuw) en adellijke jonkvrouw (verdwijnt in
de 17de eeuw). De kloosterzuster draagt eerst een zeer eenvoudig gewaad,
tijdens de tweede helft van de 15de eeuw aangevuld met een smal
scapulier en rond 1500 met de eigentijdse dracht van de Nijvelse kanunnikessen,
namelijk een wit koorhemd en een met hermelijn gevoerde mantel.
Gertrudis wordt geïndividualiseerd door haar attributen: een palmtak, het
boek, de kromstaf en de lelie. Dit zijn niet-specifieke algemene kenmerken, ook
voorkomend bij andere heiligen. Meer specifiek voor Gertrudis is de kroon, het
kerk- of hospitaalmodel en de knaagdieren. Minder belangrijk zijn het
borstkruis, de hermelijnen baret, het spinrokken, de beker, de duivel, de bron,
de vuurbol, de scepter, het kruisbeeld, de paternoster en de hoveniershoed.
Uniek zijn eerder de ring, het paar ogen, het vuurtje, het scheepje en de
spade. Het boek, de ring, de staf, het borstkruis, de baret, de kroon en de
scepter zijn reële attributen, de overige zijn symbolisch. Het muisattribuut is
zo goed als exclusief verbonden met de afbeelding als kloosterzuster of abdis.
In tweede instantie zijn er de Gertrudisvoorstellingen uit de
grafische sector: de houtsneden, de losse prenten (het spinrokken, de ster en de
baguette), de incunabels (wiegendrukken), de burijngravures (kopergravure), de
santjes (doodsprentjes) en de boek- en kalenderillustraties. Op de santjes
vinden we Gertrudis terug zowel in een eenvoudig kloostergewaad als in de rijke
kledij van de kanunnikessen. Als vertrouwde attributen zijn er de kromstaf, het
boek, de muizen en de kroon. Nieuw opduikende attributen in de santjes zijn de
vuurbol, de bloemenkroon, de heilige Geest in de vorm van een duif, het
kruisbeeld, de paternoster, de geselroede en het broodkorfje. Op de
boerenkalenders wordt zij afgebeeld als adellijke jonkvrouw met kroon op het
hoofd en met palmtak in de hand en als kloosterzuster met kromstaf, kerkmodel,
spinrokken en muizen. Nieuwe attributen hierbij vormen de lelietak en het
doodshoofd.
Ten slotte zijn er de afbeeldingen met gebeurtenissen uit
haar leven. Voorbeelden zijn: de glasramen, de retabels, het Nijvelse
reliekschrijn, de char (met 24 geschilderde panelen) waarmee het gebeente van
Gertrudis in de jaarlijkse ‘tour’ te Nijvel op waardige wijze werd meegevoerd,
de fresco’s, de geborduurde medaillons op het kazuifel in de Gertrudiskerk van
Landen… . De kunstenaars putten hun inspiratie uit de vele geschriften waarin
het leven en de mirakels van de heilige Gertrudis beschreven werden. Itta die
haar dochter de haren afsnijdt, het mirakel van het zeemonster, de afwijzing
van het huwelijksaanzoek, de brand van de Nijvelse abdij, de relaties met de
Ieren, het afsterven van de heilige abdis en niet in het minst de ridderlegende
in haar verschillende versies, zijn thema’s die regelmatig weerkeren.
Verklaring van enkele attributen:
- De kromstaf en het boek wijzen op Gertrudis’ betekenis
als abdis.
- De palmtak: door haar deugdzaam leven zegevierde Gertrudis
over het kwaad.
- De vorstelijke kroon herinnert aan haar hoge
afstamming.
- De lelietak: Gertrudis wees als jong meisje een rijk
huwelijk van de hand en verkoos de geestelijke staat uit liefde voor de
maagdelijkheid.
- De vuurbol: toen Gertrudis in gebed was verzonken kwam een
vlammende bol boven haar hoofd zweven. Varianten: ster, stralenbundel,
vlammende aureool rond het hoofd van de heilige, Heilige Geest in de gedaante
van een duif zwevend boven haar hoofd.
- Een vuurtje: Gertrudis redde haar klooster op wonderbare
wijze van een brand.
- Een drinkschaal of beker: dit attribuut ontstond in de
ridderlegende en houdt verband met Gertrudis’ patroonschap over de reizigers en
pelgrims. Het minnedrinken geraakt als volksgebruik zeer verspreid in de
Nederlanden en het Rijnland.
- De duivelsfiguur: zie de genoemde legende van de ridder
(deel III van dit boek).
- De geselroede, kruisbeeld en paternoster verwijzen naar
haar leven van strenge boete en gebed.
- Twee ogen: talrijke genezingen van blinden.
- Het kerk- en hospitaalmodel houdt verband met het reispatronaat. Gertrudis werd patrones van de kerken en kapellen die langs de grote handelswegen en in de Hanzesteden (vanaf de 11de eeuw) langs de kust van de Baltische Zee gebouwd werden ten behoeve van reizende kooplieden.
- Knaagdieren: vrijwaring tegen ratten- en
muizenplagen (zie artikel van Rody Vanrijkel).
- Spinrokken: de overtreding van het spinverbod
geldend op 17 maart werd door de muizen bestraft. Zij zouden namelijk de draad
van het spinsel stukbijten.
- Spade of hoveniershoed: Gertrudis is de
patrones van hoveniers, tuiniers…
- Een bron: vele bedevaartplaatsen beschikten over een
bron of waterputje dat geneeskrachtig water tegen koorts(en) bevatte.
- Het doodspatronaat of het patronaat van de stervenden vond
in de iconografie geen neerslag.
Bron: Madou M. (1975). De Heilige Gertrudis van Nijvel. Bijdrage
tot een iconografische studie (deel I). Inventaris van de Gertrudisvoorstellingen
(deel II). Paleis der Academiën. Brussel.