Sinte Gitter (opgravingen 1980-81) - geschiedenis regio Landen

Geschied- en Heemkundige Kring Pepijn@Landen
Geschiedenis van de regio Landen

DEZE WEBSITE IS IN OPBOUW. GELIEVE BIJGEVOLG ENIG GEDULD UIT TE OEFENEN.

Geschiedenis van de Landense regio
Ga naar de inhoud
Middeleeuwen > Het oude Landen
 
OPGRAVINGEN 1980 - 1981
(verslag archeoloog Jean Erven, juni 1981)
Op 15 april 1980   werd een aanvang gemaakt met de opgravingswerken op Sinte-Gitter. Reeds in 1958 werd de kerk gedeeltelijk blootgelegd door de professoren ROOSENS en MERTENS, zodat de aandacht zich toespitste op het nog niet opgegraven gedeelte. Al snel bleek dat   er interessante vondsten naar boven zouden komen.

Zo werd reeds vlug een gebouwtje (schets: A) gevonden, opgetrokken in de laat-romeinse periode aan de zuidwesthoek van de toegangstoren. Waarschijnlijk zal het bouwsel dienst gedaan hebben als doopkapel, en werd het in de gotische periode afgebroken.

In de gotische toegang (schets: B) aan de zuidzijde van de kerk werden nog stukken van de bevloering in situ teruggevonden, samen met een stuk van de drempel.

Aan de koorzijde bleek met gotisch materiaal een stuk fundering van circa 4 m2 te zijn bijgemetseld. Eventueel zou op deze plaats een sacramentstoren gestaan hebben. In het koor zelf werd er tussen de reeds in 1958 blootgelegde graven nummers 75, 107, en 153 (nummering op schets gedaan   door Mertens in 1958) nog een ander graf gevonden (schets: C), juist in de as van de   kerk. Het graf bestond uit een houten kist van 3,5 cm dik (slechts in grondspoor zichtbaar), en enkele restanten van een skelet. Buiten de schedel en enkele ribben, bestond het enkel uit een grondspoor. Op dezelfde lijn vond MERTENS in 1958 het graf nr. 111.

Nog andere, belangrijke graven, zijn gevonden. Onder de reeds vermelde, zuidelijke toegang, lag een afgebroken graf, (schets: D) in oost-west-richting. Alleen het hoofdeinde was nog in situ. Dit was gemaakt van vijf zandstenen, rondom het hoofd gezet. Aan de westkant van de toren werden nog zes andere antropomorfe graven blootgelegd, uit hetzelfde materiaal gemaakt. Het betreft hier alle graven uit de ge tot de lle eeuw. Wel zijn er bij de graven onderling enkele structuurverschillen te bemerken. Dit zou echter te maken hebben met de evolutie in de graftechnieken. Twee van de graven waren voorzien van inkrassingen op de dekstenen. Waarschijnlijk gaat het hier over sibbetekens.

Stuk tegel met ridderfiguur (12 cm/8 cm) - juni 1981

Een ander graf (schets: E) dat in het verlengde van de kerkas lag, was een dubbelgraf aan het voeteinde had men een tweede dode bijgezet. Dit lijk was bijna helemaal verbrand, en dat moet gebeurd zijn voor de begraving, aangezien het graf zelf en het ander skelet geen brandsporen vertonen.

Een paar meter noordelijk van de graven nrs. 130 en 138 werden nog drie andere gemetselde graven (schets: F van zeer grote afmetingen gevonden, alle oost-west gericht).
De afmetingen zijn respectievelijk:
  • lengte 280 cm, breedte 161 cm, dikte 31 à 34 cm, max. diepte 32 cm.
  • lengte 277 cm, breedte 144 cm, 27 à 30 cm dik, max. diepte 74 cm.
  • lengte 256 cm, breedte 146 cm, dik 43 à 52 cm, max. diepte 70 cm.
 
Deze graven werden opgebouwd met identieke stenen en mortel als de fundering van de eerste stenen kerk en zullen bijgevolg tot dezelfde (8e eeuw) periode behoren. Bij al die graven bestond de vloer uit romeins afbraakmateriaal. In de muren van de kerk en de graven vonden wij een grote hoeveelheid hypocausttegels en stukken van dakpannen.

In het verlengde van de vroeger gevonden Merovingische graven nrs 56 en 57 lag een ander graf (schets: H ) eveneens noord-zuid gericht. Door de vele overgravingen werd het bijna geheel vernietigd. Alleen de vier hoeken en de vloer resten ons nog. Deze vloer was op dezelfde wijze gemaakt als de graven waarvan sprake in de vorige paragraaf. Ongeveer 30 cm boven dit graf werden drie bronzen voorwerpen gevonden: een speld (circa 700 na Chr.), een oorring en een beslag van gordel of schoen. Dit laat toe te vermoeden dat in het onderliggende graf nog andere grafgiften zouden hebben gelegen.
Een ander merkwaardig graf werd gevonden in de fundering van de vroeg-romaanse kerk. In de fundering van de ronde koormuur, noordzijde, was een nis aangebracht waarin een geraamte stak, in gehurkte toestand, hoofd tussen de benen (schets: O).

Gedeeltelijk onder het vroeger gevonden graf nr 138 bevond zich een ouder, grotendeels vernield, graf met een vloer bestaande uit romeins afbraakmateriaal, in de vorm van een op zijn zijde liggende persoon. Het geheel was overdekt met evenwijdige rijen stenen. Slechts één kuitbeen was nog in situ.

Aan de voorzijde van de kerk werd nog een sleuf gegraven van drie meter breedte, over de hele lengte van het gebouw. Opvallend was dat er aan deze zijde bijna geen begravingen zijn gebeurd. Wel is er een begin van blootleggen gebeurd van de funderingen van een stenen gebouwtje met vloerresten (schets G). Het is echter voorbarig hier al conclusies te trekken.
Verder zijn er nog veel losse vondsten gedaan, vooral van schervenmateriaal, gaande van de romeinse periode tot de 18e eeuw, met een hoogtepunt in de periode 12-15 de eeuw.

Bij de afbraak van de laatste kerk werden de niet herbruikbare stukken meubilair in een put geworpen en verbrand. In deze afvalput (schets: Af) werden, naast een paar stukken bronzen vaas, ook een ijzeren sleutel en een grendel gevonden. De grendel zat nog vast aan een stukje verkoold hout van 6,5 cm dikte. Gezien de dikte van het hout zou het hier kunnen gaan om de kerkdeur en zou de sleutel deze van de vroegere Sint-Gertrudiskerk kunnen zijn.
Bij nivelleringswerken kwam een groot stuk van de kerkhofmuur (schets: M) bloot. Deze had een gemiddelde dikte van 51 cm. De toegangspoort bevond zich waarschijnlijk aan de westkant.
 
Als besluit kan ik stellen dat de opgravingscampagne 1980-81 een rijke schat aan vondsten heeft opgeleverd, wat laat vermoeden dat er op Sinte-Gitter nog veel interessants in de grond steekt, zowel op het kerkhof als in de onmiddellijke omgeving ervan.

Tegel met leeuw (12cm/12cm)-1958
Terug naar de inhoud